- Zonblootstelling
- Langdurige blootstelling aan de zon. Bijvoorbeeld: mensen die in zonnige streken wonen.
- Cumulatieve zonblootstelling: mensen die heel hun leven lange tijd aan de zon zijn blootgesteld. Voorbeelden zijn vissers, landbouwers, tuiniers, etc.
- Ioniserende stralen (radiotherapie, bestraling)
Mensen die vroeger radiotherapie hebben gekregen voor een andere aandoening kunnen 20 tot 40 jaar later op de bestralingsplaats een spinocellulair carcinoma ontwikkelen.
- Infectie met het Humaan Papilloma Virus (HPV).
- Het HPV is het virus dat normaal wratten veroorzaakt. (bijvoorbeeld: voetzoolwratten en genitale wratten).
- HPV wordt beschouwd als een factor die vooral samen met andere kanker-veroorzakende factoren (zoals: UV-straling) tot kwaadaardige ontaarding kan leiden (co-carcinogeen).
- Oncogene types zoals de subtypes 16 en 18 kunnen aanleiding geven tot kwaadaardige ontaarding.
- Tabak.
Zowel het roken van sigaretten als een pijp ligt aan de basis van het ontstaan van een carcinoma op de (onder)lip.
- Chronisch arseen-gebruik.
- Voorbeschikkende huidletsels.
Littekens (voornamelijk na een brandwonde), chronische ulceratie, aktinische keratose, Morbus Bowen en erythroplasie van Querat.
- Genetische voorbeschiktheid.
- Xeroderma pigmentosum:
Dit is een erfelijke (autosomaal recessieve) aandoening gekenmerkt door verhoogde gevoeligheid aan zonlicht, versnelde huidbeschadiging en ontwikkeling van huidtumoren. Deze aandoening wordt veroorzaakt door een enzym-defici?ntie waardoor het normaal herstel van UV-beschadigd DNA onmogelijk wordt.
- Andere genmutaties:
- p53-mutatie: UV-ge?nduceerd
- Bcl-2, srvivin, p63?
- Verminderde immuniteit.
Zoals bij transplant-pati?nten, AIDS, etc. In 65-90% van de spinocellulaire carcinoma bij transplant-pati?nten wordt Humaan Papilloma Virus-DNA teruggevonden.